Statistische test functies worden gebruikt voor het uitvoeren van hypothesetests en het berekenen van p-waardes.
Ze zijn essentieel voor het valideren van hypotheses en het nemen van geïnformeerde beslissingen op basis van data.
Z.TEST (Z.TEST) Uitleg: Berekent de p-waarde voor een z-toets. Praktijkvoorbeeld: Situatie: Je hebt een steekproef van scores in V1:V10 en wilt de p-waarde berekenen voor de hypothese dat het gemiddelde gelijk is aan 50. Formule: =Z.TEST(V1:V10, 50) Resultaat: P-waarde van de z-toets.
T.INV (T.INV) Uitleg: Berekent de inverse van de t-verdeling voor een gegeven p-waarde en vrijheidsgraden. Praktijkvoorbeeld: Situatie: Je hebt een p-waarde van 0,05 en 10 vrijheidsgraden en wilt de t-waarde berekenen. Formule: =T.INV(0.05, 10) Resultaat: T-waarde.
F.INV (F.INV) Uitleg: Berekent de inverse van de F-verdeling voor een gegeven p-waarde en vrijheidsgraden. Praktijkvoorbeeld: Situatie: Je hebt een p-waarde van 0,01, 5 vrijheidsgraden voor de teller en 10 vrijheidsgraden voor de noemer en wilt de F-waarde berekenen. Formule: =F.INV(0.01, 5, 10) Resultaat: F-waarde.