Logische functies en formules in Microsoft Excel

Logische functies voeren tests uit op basis van voorwaarden en geven resultaten terug afhankelijk van of die voorwaarden waar of onwaar zijn.


Ze worden vaak gebruikt voor het maken van beslissingen binnen formules, zoals het toewijzen van waarden of het uitvoeren van berekeningen alleen als aan bepaalde criteria wordt voldaan.


  • ALS (ALS)
    Voorbeeld: Controleer of cel A1 groter is dan 10. Als dat zo is, retourneer "Ja", anders "Nee".
    Formule: =ALS(A1>10, "Ja", "Nee")
    Resultaat: "Ja" of "Nee".
  • EN (EN)
    Voorbeeld: Controleer of B1 groter is dan 5 en C1 kleiner is dan 15.
    Formule: =EN(B1>5, C1<15)
    Resultaat: WAAR of ONWAAR.
  • OF (OF)
    Voorbeeld: Controleer of D1 gelijk is aan "Ja" of E1 gelijk is aan "Nee".
    Formule: =OF(D1="Ja", E1="Nee")
    Resultaat: WAAR of ONWAAR.
  • NIET (NIET)
    Voorbeeld: Keer de logische waarde in F1 om.
    Formule: =NIET(F1)
    Resultaat: Als F1 WAAR is, dan ONWAAR, en vice versa.
  • ALS.FOUT (ALS.FOUT)
    Voorbeeld: Als de formule in G1 een fout oplevert, retourneer "Fout gevonden".
    Formule: =ALS.FOUT(G1, "Fout gevonden")
    Resultaat: Oorspronkelijke waarde of "Fout gevonden".
  • ALS.NA (ALS.NA)
    Voorbeeld: Als de formule in H1 de #N/A-fout oplevert, retourneer "Niet beschikbaar".
    Formule: =ALS.NA(H1, "Niet beschikbaar")
    Resultaat: Oorspronkelijke waarde of "Niet beschikbaar".
  • SWITCH (SWITCH)
    Voorbeeld: Evalueer de waarde in I1 en retourneer "Goed" als 1, "Matig" als 2, en "Slecht" als 3.
    Formule: =SWITCH(I1, 1, "Goed", 2, "Matig", 3, "Slecht", "Onbekend")
    Resultaat: "Goed", "Matig", "Slecht" of "Onbekend".
  • KIEZEN (KIEZEN)
    Voorbeeld: Selecteer de waarde uit J1:J3 op basis van indexnummer in K1.
    Formule: =KIEZEN(K1, J1, J2, J3)
    Resultaat: Waarde uit J1, J2 of J3 afhankelijk van K1.



Over spreadsheets.nl

Privacy beleid

Contact: webmaster@spreadsheets.nl