Informatie functies en formules in Microsoft Excel
Informatie functies leveren gegevens over het type inhoud in cellen of het werkblad zelf.
Ze kunnen bepalen of een cel een getal, tekst, logische waarde bevat, of andere kenmerken van de data.
ISGETAL (ISNUMBER) Uitleg: Controleert of een waarde een getal is. Praktijkvoorbeeld: Situatie: Je wilt controleren of de waarde in A1 een getal is voordat je er een berekening mee uitvoert. Formule: =ISNUMBER(A1) Resultaat: WAAR of ONWAAR.
ISTEKST (ISTEXT) Uitleg: Controleert of een waarde tekst is. Praktijkvoorbeeld: Situatie: Je wilt controleren of de waarde in B1 tekst is voordat je deze combineert met andere tekst. Formule: =ISTEKST(B1) Resultaat: WAAR of ONWAAR.
ISLEEG (ISBLANK) Uitleg: Controleert of een cel leeg is. Praktijkvoorbeeld: Situatie: Je wilt weten of cel C1 leeg is om vervolgens een bericht weer te geven. Formule: =ISBLANK(C1) Resultaat: WAAR of ONWAAR.
ISFOUT (ISERROR) Uitleg: Controleert of een cel een foutwaarde bevat. Praktijkvoorbeeld: Situatie: Je wilt controleren of de formule in D1 een fout oplevert en indien zo, een alternatieve waarde weergeven. Formule: =ISERROR(D1) Resultaat: WAAR of ONWAAR.
ISNA (ISNA) Uitleg: Controleert of een cel de #N/A-fout bevat. Praktijkvoorbeeld: Situatie: Je hebt een zoekopdracht in E1 en wilt controleren of het resultaat #N/A is om een specifieke boodschap te tonen. Formule: =ISNA(E1) Resultaat: WAAR of ONWAAR.
TYPE (TYPE) Uitleg: Retourneert het type van een waarde (bijv. getal, tekst, logische waarde). Praktijkvoorbeeld: Situatie: Je wilt het type van de waarde in F1 bepalen om te zien of het een getal of tekst is. Formule: =TYPE(F1) Resultaat: 1 (getal), 2 (tekst), 4 (logisch), etc.
INFO (INFO) Uitleg: Retourneert informatie over het huidige werkboek of de omgeving. Praktijkvoorbeeld: Situatie: Je wilt de besturingssysteemversie van je computer weten. Formule: =INFO("osversion") Resultaat: Versie van het besturingssysteem, bijvoorbeeld "Windows 10".